Meer informatie

Verloop van de bevalling

In het verloop van de bevalling onderscheiden we vier fasen; de ontsluiting, de uitdrijving, het nageboorte tijdperk en het vierde tijdperk (ook wel de postplacentaire periode genaamd). Wat deze fases betekenen is te vinden in onze tijdlijn.

Om goed voor bereid te zijn op de bevalling geven we jullie informatie over het beloop van de bevalling en bieden we een informatieavond aan over bevallen.

Meld je aan

In het begin van de ontsluitingsfase komen de weeën nog niet heel regelmatig, duren ze nog niet zo lang en zijn ze nog niet heel krachtig. In deze fase wordt de baarmoedermond weker en korter (verweken en verstrijken) en zal zich iets gaan openen. De duur van deze fase kan zeer variëren. Gemiddeld duurt deze fase acht tot twaalf uur bij een eerste bevalling. Het niveau van de weeënhormonen in je lichaam is nog niet zo hoog. Het kan soms zelfs zijn dat de weeën weer afzakken en de bevalling toch op zich laat wachten. Een warme douche kan ontspanning bieden. Probeer in deze fase je aandacht nog niet teveel te richten op de weeën. Probeer wat afleiding te vinden en gewoon dingen te blijven doen. Je hoeft niet te klokken hoe vaak de weeën komen, probeer ’s nachts gewoon te gaan slapen.

Deze fase kenmerkt zich door regelmatige weeën die minstens een minuut aanhouden en pijnlijk zijn. De weeën gaan steeds
vaker komen, langer duren, heftiger en pijnlijker worden. De ontsluiting gaat doorzetten en het hoofdje zal verder indalen. Aan het eind van deze fase heb je volledige ontsluiting. Om de weeën op te vangen kun je ademhalingstechnieken en ontspanningsoefeningen van een zwangerschapscursus gebruiken. Douchen of in bad gaan helpt vaak om beter te kunnen ontspannen en de weeën effectief hun werk te laten doen. Er zijn veel verschillende houdingen die je bij het opvangen van de weeën kunt uitproberen. Probeer regelmatig te plassen, een volle blaas kan de weeën belemmeren. Naarmate de ontsluiting vordert, zullen de weeën zo krachtig en heftig worden, dat het moeilijker wordt ze op te vangen. Dit is een goed teken, het geeft vaak aan dat je rond 8 cm ontsluiting zit en dit is voor de meeste vrouwen zo pijnlijk en heftig, dat ze het niet meer zien zitten. Over het algemeen ben je dan bijna het persen toe. In het laatste stuk van de ontsluiting, ook wel de wanhoopsfase, genoemd is steun van je partner en goede coaching van extra belang. Aan het eind van deze fase kun je ook al wat persdrang (gevoel dat je moet poepen) krijgen.

De duur van de ontsluitingsfase kan verschillen en hangt onder andere samen met de kracht van de weeën en of het je eerste kind is of dat je al eerder bevallen bent.

Bij volledige ontsluiting (10cm) gaan de ontsluitingsweeën over in persweeën. Het voelt alsof je heel erg moet poepen, dat is persdrang. Dit is de tijd waarin gestart kan worden met het persen. Het persen kan in verschillende houdingen zoals staand, zittend of liggend. Wij hebben altijd een baarkruk bij ons waarvan je gebruik kunt maken. Tijdens de uitdrijvingsfase worden de pauzes tussen de weeën soms wat langer, zodat jij en je baby de tijd hebben even bij te komen. Na iedere perswee luisteren wij naar de harttonen van de baby om de conditie goed in de gaten te houden. Bij een eerste kind duurt de uitdrijving vaak wat langer. De weg door het baringskanaal moet nog gebaand worden en dat kost meer tijd. In principe mag de uitdrijving bij een eerste kindje twee uur duren. Bij een volgende bevalling gaat het vaak wat sneller en mag de uitdrijving een uur duren. Tijdens het persen komt het hoofdje steeds een stukje dieper te liggen.
Soms zakt het na de wee weer iets terug. Als de baby bijna geboren is, kun je een stuk van het hoofdje zien. Als het hoofdje dan niet meer terugzakt, noemen wij dit “het staan” van het hoofd. Dat geeft een branderig gevoel. Probeer dan goed naar ons te luisteren, wij geven je instructies om te zuchten of nog een beetje mee te persen. Door het hoofdje rustig geboren te laten worden, laat je je bekkenbodem oprekken wat een kleinere kans geeft op fikse rupturen (uitscheuren). Wanneer het hoofdje staat, wordt je baby vaak binnen en paar weeën geboren.

Soms kan het gebeuren dat er tijdens het persen geen vordering optreedt, bijvoorbeeld omdat de weeën niet krachtig genoeg zijn of de ligging van de baby ongunstig is. Dan kan het nodig zijn de zorg over te dragen aan de gynaecoloog. Wij blijven dan natuurlijk bij je ter ondersteuning.

  • Zorg voor een rustige, prettige omgeving
  • Adem in via de neus en in kleine pufjes uit via de mond (buikademhaling).
  • Probeer gebruik te maken van de pauze tussen de weeën om te ontspannen, douche of bad kan hierbij helpen.
  • Houd je voeten warm, draag sokken.
  • Massage van rug of benen door je partner kan ontspannend werken.
  • Ga met de golf van de wee mee, ertegenin gaan belemmert de ontsluiting.
  • Probeer de pijn te zien als functioneel, het zorgt voor de geboorte van je kind.

Na de geboorte wordt je baby bloot op jouw blote buik gelegd. In het eerste uur na de geboorte is het voor jou en de baby belangrijk om zoveel mogelijk ongestoord huid-op-huid contact te hebben. Hierdoor kan je baby onder andere zijn temperatuur en bloedsuikerspiegel beter op peil houden en kan hij op een rustige manier wennen aan de nieuwe omgeving. Ook op de hechting tussen jou en je kindje heeft dit huid-op-huid contact een positieve invloed.

Het kindje is na de geboorte nog met de navelstreng verbonden aan de moederkoek (placenta). Zodra de navelstreng uitgeklopt is, dit betekent dat de bloedvoorziening vanuit de placenta naar het kindje toe gestopt is, kunnen wij “afnavelen”. Bij het afnavelen plaatsen wij een cordring of een navelklem samen met een kocher op de navelstreng. Daarna mag je partner, of wie jullie dat willen laten doen, de navelstreng doorknippen.

De eerste minuten na de geboorte bepalen wij de Apgarscore van jullie kindje. Hierbij letten wij op vijf items; de hartfrequentie, de ademhaling, de spierspanning, de reactie op prikkels en de kleur van de huid. De maximale score is een tien. Deze score bepalen wij één, vijf en tien minuten na de geboorte en kan gewoon terwijl je baby bij jou ligt. Jullie merken hier in principe niets van.

Vervolgens dient de moederkoek met de vliezen nog geboren te worden. De moederkoek kan ook al geboren worden voor het “afnavelen”. Na de geboorte van je kind trekt de baarmoeder samen en hierdoor laat de moederkoek los van de baarmoederwand. Wanneer de baarmoeder goed samentrekt en jij nog een keer meeperst, kan over het algemeen de moederkoek geboren worden. Soms is het nodig een injectie te geven om de baarmoeder goed samen te laten trekken. Wij controleren na de geboorte van de moederkoek en de vliezen of deze compleet zijn en houden het bloedverlies bij jou in de gaten.

Soms kan het gebeuren dat de moederkoek niet vanzelf wil loslaten, ook al heb je al een injectie gehad, of kan er sprake zijn van te veel bloedverlies na de bevalling. Dat zijn redenen om alsnog de zorg over te dragen aan de gynaecoloog.

Nadat je baby de eerste (borst)voeding heeft gehad, kijken wij hem na en krijgt hij vitamine K met jullie toestemming. Wij wegen jullie kindje en kijken of er bijzonderheden zijn. Ook testen wij een aantal reflexen, zoals de zuigreflex, de grijpreflex van handen en voeten en de loopreflex. Als er geen bijzonderheden zijn, kan je kindje weer bij jou of je partner op de blote buik. Verder houden wij bij jou het bloedverlies in de gaten en kijken wij of het nodig is om te hechten. Hechten kunnen wij over het algemeen gewoon thuis doen en wij hebben daarvoor ook verdoving bij ons. Mocht de ruptuur te groot zijn, dan kan het alsnog een reden zijn naar het ziekenhuis te gaan om daar onder volledige verdoving gehecht te worden.

Als dit alles gedaan is, geven wij je informatie over het (borst)voeden van je baby en instructies wanneer je ons moet bellen. De kraamverzorgende of verpleegkundige zal je vervolgens helpen op te frissen en geeft jullie ook nog de nodige instructies en informatie en dan kan de kraamtijd beginnen.

Als je meer informatie wilt lezen over hoe je je kunt voorbereiden op je bevalling dan kun je hier de folder ‘Jouw bevalling, hoe bereid je je voor?’ lezen van de KNOV. Wij controleren na de geboorte van de moederkoek en de vliezen of deze compleet zijn en houden het bloedverlies bij jou in de gaten.

Soms kan het gebeuren dat de moederkoek niet vanzelf wil loslaten, ook al heb je al een injectie gehad, of kan er sprake zijn van te veel bloedverlies na de bevalling. Dat zijn redenen om alsnog de zorg over te dragen aan de gynaecoloog.

Uit onderzoek is gebleken dat continue begeleiding tijdens de bevalling veel voordelen heeft voor de barende en het proces van de bevalling. Het heeft een positieve invloed op bijvoorbeeld de duur van de baring en de beleving ervan. Het vermindert de kans op een kunstverlossing en het reduceert de behoefte aan medicamenteuze pijnmedicatie. Het vergroot de tevredenheid na de bevalling en helpt een postpartum depressie te voorkomen. Deze continue begeleiding kan door je partner, of een ander persoon die dichtbij je staat, gegeven worden. Het gaat erom dat jij je als barende gesteund en veilig voelt.

Wij streven er naar dat je tijdens de bevalling continu begeleid wordt, indien jullie dit wensen. Wanneer de bevalling goed op gang is dan blijft de dienstdoend verloskundige bij je. Mocht je al eerder extra ondersteuning nodig hebben, dan is het mogelijk de kraamverzorgende eerder te bellen die deze ondersteuning kan bieden. Zij is ook opgeleid om ondersteuning tijdens de bevalling te bieden.

Mocht er een overdracht plaatsvinden van de zorg aan de gynaecoloog, dan is de situatie anders. De zorg zal dan overgenomen worden door de klinisch verloskundige, arts-assistent of gynaecoloog. Er is dan een verpleegkundige om jullie te ondersteunen. Als de overdracht plaatsvindt in de laatste fase van de bevalling, dan proberen wij tot na de geboorte van jullie kindje te blijven.

Minder informatieMeer informatie